-
1 tijd
1 [als ononderbroken eenheid; tijdsduur] time2 [tijdstip; juiste/geschikte moment] time5 [taalkunde] tense♦voorbeelden:in de helft van de tijd • in half the timein een jaar tijd • (with)in a yearna bepaalde tijd • after some/a time, eventuallygeruime tijd • a considerable time, a good whilede hele tijd • all the time, the whole timeeen hele tijd geleden • quite a while agohet is hoog tijd om te vertrekken • it's high time we leften dat is hoog tijd ook! • and about time too!het is de hoogste tijd! • 〈 in kroeg〉 time, (gentlemen,) please!een tijd lang • for a while/timeik heb haar lange tijd niet gezien • I haven't seen her for/in ages/quite a whileeen lange/korte tijd duren • last a long/short timevoor onbepaalde tijd • indefinitely, for an indefinite periodsedert onheuglijke tijden • since time immemorial〈 sport〉 een scherpe tijd neerzetten • record/run a fast timevrije tijd • spare/free time, time off, leisure (time)waar blijft de tijd? • where's the time gone (to)?het zal mijn tijd wel duren • I won't be around to see ithet duurde een tijdje voor ze eraan gewend was • it was/took a while before/until she got used to itik ben niet aan tijd gebonden • I'm not pressed for timeik geef je vijf seconden de tijd • I'm giving you five secondsje moet jezelf de tijd geven • take your timeiemand de tijd geven/gunnen • give someone timezich de tijd niet gunnen (om) • not take the time (to)heb je even tijd? • have you got a moment/a sec?die tijd heb ik gehad • I'm past that now, I've been through thatgeen/genoeg tijd hebben om … • have no/enough time to …tijd genoeg hebben • have plenty of/enough timede tijd hebben • have timewe hebben hem een tijd niet gezien • we haven't seen him for a/some while/some timewe hebben de tijd aan onszelf • our time is our ownweinig tijd hebben • not have got much time, be pressed for timeje hebt nog 14 dagen de tijd • you've got 14 days lefttijd kosten • take timeals je geen tijd hebt, maak je maar tijd • if you haven't got time, make timede tijd nemen voor iets • take one's time about/over somethingtijd opnemen • record the timeer is geen tijd te verliezen • there's no time to lose/to be lostde tijd verstrijkt • time passesdat was me nog eens een tijd! • what a time that was!, those were the days!mijn tijd zit erop • ±I've done my stintin de baas zijn tijd • during/on the boss's timeuw tijd is om • your time is upbinnen afzienbare tijd • within the foreseeable futurebinnen niet al te lange tijd • (with)in the not too distant future, before (too) longbinnen de kortst mogelijke tijd • in (next to) no timehet heeft in tijden niet zo geregend • it hasn't rained like this for agesmet de tijd breidde de hongersnood zich uit • as time went on the famine spreaddit zal met de tijd wel beter gaan • it'll probably get better in timemet zijn tijd geen raad weten • have time on one's handsna korte tijd lukte het ons om … • we soon managed to …sinds enige tijd • for some time (past)een tijd van 11 seconden • a time of 11 secondshet is maar voor korte tijd • it's only for a short whilevoor de tijd van • for a period ofvorig jaar om dezelfde tijd • (at) the same time last yearde plaatselijke tijd • local timede tijd is rijp om … • the time is ripe to …heeft u de tijd ? • have you got the time?'t is allang tijd geweest • it's long past/ 〈 informeel〉way past/way over timeals de tijd daar is • when the time/day comesde tijd verdrijven/korten/doden • kill timeeindelijk! het werd tijd • at last! it was about time (too)!het wordt tijd dat … • it is (high) time that …〈 pregnant〉 het wordt mijn tijd • I must be off, it's time for me to gobij tijd en wijle • now and again/thenmorgen/gisteren om deze tijd • (about/ Aaround) this time tomorrow/yesterdaytijd om te eten/te slapen • time to eat/to go to bedop vaste tijden • at set/fixed timesnet op tijd • just in timeop tijd • in time 〈om iets te doen/voorkomen〉; on time 〈 volgens een bepaald tijdschema, afspraak e.d.〉de bussen lopen precies op tijd • the buses run to/on time/scheduleruim op tijd • with plenty of time to spareop tijd naar bed gaan • not go to bed latezij is over tijd • she's late with her period, her period's late/overduerond die tijd • around then/that timesinds korte tijd • recently, latelyte allen tijde • at all timeste zijner tijd • in due course, when appropriatetegen die tijd • by that time, by thenten tijde van hun huwelijk • at the time of their marriageten tijde van Hendrik VIII • in the days/time/age of Henry VIIIvan tijd tot tijd • from time to timevan die tijd af • from that time (on/onward(s), (ever), since (that time)een tijd van komen en een tijd van gaan • ±nothing lasts foreverwarm voor de tijd van het jaar • warm for the/this time of yearsterven voor zijn tijd • die before one's time/prematurelyje moet de eerste tijd nog rustig aandoen • to begin with/at first you must take it easyin minder dan geen tijd • in (less than) no timeeen tijdje • a whileveel tijd in beslag nemen • take up a lot of timetijd te kort komen • run out/run short of time3 betere tijden gekend hebben • have known better times/seen better dayseen dure tijd • a time/period when the cost of living is highgoede/slechte tijden • good/bad timesde laatste tijd • lately, recentlyhij heeft een moeilijke tijd gehad • he's been through/had a hard timede goede oude tijd • the good old daysdat is allemaal verleden tijd • that's all in the past/water under the bridgezijn (beste) tijd gehad hebben • be past one's best/prime, have seen better daysdie tijd is geweest/‘voorbij’ • those days are gone/past/overer is een tijd geweest dat … • there was a time when …niet met zijn tijd meegaan • be behind the timesde tijden zijn veranderd • times have changedbij tijden • at times/intervals(goed) bij de tijd zijn • be right up to date, be on the ballin tijden van oorlog • in times of warin deze/onze tijd • in these times, nowadaysin deze tijd van het jaar • at this time of (the) yearin vroeger tijd • in earlier times/the pastmet zijn tijd meegaan • keep up with/move with the timesuit de tijd raken • go/get/become out of date; become outdateddie muziek is uit de tijd • that music is out of date/old-fashioneddat was voor mijn tijd • that was before my time/daydat was voor die tijd heel ongebruikelijk • in/for those days it was most unusualvóór die tijd was het een klooster • it used to be/previously it was a monasteryvóór de tijd van de auto • before the era of the car5 de tegenwoordige/verleden tijd • the present/past tense〈 figuurlijk〉 dat is voltooid verleden tijd • that's over and done with, that's ancient history -
2 vooruit
vooruit1〈 bijwoord〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 hiermee kan ik weer een tijdje vooruit • this will keep me going/will do (me) for a while2 dat had je vooruit kunnen weten • you could have foreseen (that), you might have known/guessed (that)zijn tijd vooruit zijn • be ahead of one's timever vooruit • well in advance————————vooruit2♦voorbeelden:1 vooruit! aan je werk • O.K./all right, time for workvooruit, zeg op • out with it -
3 ver
I 〈 bijwoord〉1 [met betrekking tot ruimte/tijd] 〈 voornamelijk in ontkennende en vragende zinnen〉 far; 〈 in bevestigende zinnen〉 a long way2 [in hoge mate] far, way; 〈 na werkwoord〉 by far, by a long way♦voorbeelden:ver gevorderd zijn • be well advancedhij heeft het ver geschopt • he's come a long wayde vakantie is nog ver • the holidays are still a long way offhet zou te ver voeren om … • it would be going too far to …ver vooruitzien • look well/way aheadhoe ver is het nog? • how much further is it?hoe ver ben je met je huiswerk? • how far have you got with your homework?in hoe ver • how far, to what extentdat gaat te ver! • 〈 ook〉 that is the limit!je zoekt het te ver • you're missing the pointver weg • a long way away/off, far away/offhet is zo ver! • here we go, this is itmaar zo ver zijn we nog (lang) niet • but we haven't reached that stage yetben je zo ver? • (are you) ready?die dagen liggen ver achter ons • those days are long pasttot ver in het binnenland • well inland, deep into the interiorvan ver komen • come a long way/from distant partszijn tijd ver vooruit zijn • be way ahead of one's timeII 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 [op grote afstand gelegen; ook in de tijd; niet spoedig vervulbaar] 〈 voornamelijk attributief〉 distant; 〈 voornamelijk predicatief〉 far ⇒ 〈 attributief〉 far-off/-away, 〈 predicatief〉 far off/away2 [zich uitstrekkend over een grote afstand] 〈 voornamelijk attributief〉 distant; 〈 voornamelijk predicatief〉 far ⇒ 〈 predicatief〉 a long way3 [komend van verre; niet nauw verwant] distant♦voorbeelden:1 verre landen • distant/far-off countriesde verre toekomst • the distant futurein een ver verleden • in some distant/remote pasteen ver vooruitzicht • a distant/remote prospect -
4 zijn tijd (ver) vooruit zijn
zijn tijd (ver) vooruit zijnbe (far/well/ 〈 informeel〉 (way) ahead of one's timeVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn tijd (ver) vooruit zijn
-
5 zijn tijd ver vooruit zijn
zijn tijd ver vooruit zijnVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn tijd ver vooruit zijn
-
6 zijn tijd vooruit zijn
zijn tijd vooruit zijnVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn tijd vooruit zijn
-
7 uitlopen
6 [sport] [een voorsprong nemen] draw ahead (of)7 [meer tijd in beslag nemen] overrun its/one's time9 [met betrekking tot schoeisel] be worn/broken in13 [sport] [door te lopen zich ontspannen] run easy (to recover)♦voorbeelden:dat loopt hier maar in en uit • you would think they lived here2 een auto laten uitlopen • let a car slow down, bring a car to a haltdit straatje loopt op de markt uit • this alley leads (on) to the market placedat loopt op niets/een mislukking uit • that will come to nothing/end in failuredie ruzie liep uit op een gevecht • the quarrel ended in a fight8 wijd uitlopende broekspijpen • flares, bell-bottoms12 uitgelopen oogschaduw • smeared/smudged eye shadowde verf is uitgelopen • the paint has run (out)II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [ten einde lopen] finish2 [groter maken] walk/wear/break in♦voorbeelden:2 schoenen uitlopen • walk/break in shoes -
8 tegemoet
1 〈zie voorbeelden 1〉♦voorbeelden:zijn ondergang tegemoet gaan • be heading for disastereen drukke tijd tegemoet gaan • be in for a busy timebetere tijden tegemoet gaan • enter upon better timeseen tijd van grote onzekerheid tegemoet gaan • have a period of great insecurity ahead of oneiemand tegemoet gaan/komen/lopen • (go to) meet someone, go/come/walk towards someone〈 figuurlijk〉 bereid zijn in de kosten tegemoet te komen • be prepared to bear part of the cost(s)/expensezijn kinderen kwamen hem al tegemoet • he was met by his childreniets tegemoet zien • await/face something, look forward to something〈 figuurlijk〉 iets met bezorgdheid tegemoet zien • await something with apprehension/misgivings -
9 baas
1 [chef, leider] boss3 [met betrekking tot een huisdier] owner♦voorbeelden:1 eigen baas zijn • be one's own master/bossiemand de baas blijven • keep the upper hand over someoneiemand/iets gemakkelijk de baas kunnen • easily get the better of someone/somethingde moeilijkheden de baas kunnen/zijn • cope with/deal with the problemsde situatie /zijn gevoelens de baas zijn • be in control of the situation/one's feelingsde Japanners zijn ons de baas op het gebied van de elektronica • the Japanese are ahead of us in electronicszijn vrouw is de baas in huis • his wife wears the trousers -
10 doen
doen1〈 het〉♦voorbeelden:dat is geen manier van doen • that's no way to behavein goeden doen zijn • be well offuit zijn gewone doen zijn • not be one's normal selfergens mee van doen hebben • have (something) to do withvoor hun doen, … • for them, …; …, consideringdat is geen doen • that can't be done————————doen22 [ergens plaatsen] put3 [laten ondergaan] make, do4 [kosten, opbrengen] do ⇒ go for5 [schoonmaken] do ⇒ clean6 [bereizen, bezichtigen] do ⇒ visit7 [+ het] [gewenste (uit)werking hebben] work8 [+ onbepaalde wijs] [laten] make♦voorbeelden:een uitspraak doen • pronounce (on)uitspraak doen • pass judgementdoe mij maar een witte wijn • for me a white wine, I'll have a white wineik geef 't je te doen • it's quite a jobwat kom jij doen? • what do you want?iemand iets doen toekomen • send someone somethingze doet het erom • she does it on purposezij deed niets dan praten • she did nothing but talkwat doet hij (voor de kost)? • what does he do (for a living)?moet je wat doen? • do you have to go (somewhere)?er is niets tegen te doen • nothing can be done (about it), there's nothing to be donehij heeft het meer gedaan • he has done it beforezoiets doe je niet • you (just) don't do that (sort of thing)veel/weinig te doen hebben • have a lot/little to dowat is hier te doen? • what's going on here?ik weet niet waar ze het van doen • I don't know how they do itvergeet niet om … Doe ik • don't forget to … Will dodat doet me plezier • I'm glad about thatiemand verdriet/pijn doen • hurt someone, cause someone grief/painhet deed me niets • I couldn't have cared lessdie muziek doet me niets • I don't care for that musiczo'n ervaring doet je wat • such an experience moves/gets you4 wat moet dat boek doen? • how much do you want for that book?de tv doet het niet meer • the TV is out of orderdat doet het hem • that makes all the differenceiemand iets doen geloven • lead someone to believe somethinghij deed van zich spreken • he had people talking about himwe weten wat ons te doen staat • we know what (we are) to dodat moet je altijd doen • that's something you should always dodaar kan hij het mee doen • he can put that in his pipe and smoke iter het zwijgen toe doen • not say a worddat doet er niets toe • that's beside the pointer niets aan kunnen doen • not be able to help itkan ik er iets aan doen! • I can't help it!er is niets aan te doen • there's nothing to do about it, it can't be helpedmet iemand te doen hebben • feel sorry for someonehet is hem te doen om • he is out to (do something)niets aan te doen • can't be helpedte niet doen • undo, nullifyzich aan iets te goed doen • do (oneself) well on something2 [bezig zijn met] do, be3 [handel drijven] do ⇒ deal♦voorbeelden:gewichtig doen • act importantdoe maar net of ik er niet ben • just pretend I am not hereniet doen! • don't (do that)!doen alsof • pretendje doet maar • 〈 vaak ironisch〉 go ahead, suit yourselfaan sport doen • do/take part in sport(s)aan de lijn doen • be dietinghij doet lang over dat boek • he is taking a long time over that book -
11 licht
licht1〈 het〉♦voorbeelden:waar zit de knop van het licht? • where's the light-switch?licht en schaduw • light and shade〈 figuurlijk〉 het groene licht geven/krijgen • give/get the green light/the go-aheadgroot licht • full beam〈 figuurlijk〉 we moeten dat in het juiste licht proberen te zien • we must try to put that in the proper light/perspective〈 figuurlijk〉 iets in een nieuw/ander licht zien • see something in a new/another lightdoor rood licht rijden • drive/go through a red lighthet licht aan-/uitdoen • put/ 〈 schakelaar ook〉turn the light on/offer brandde nog licht op de studeerkamer • there was still (a) light (on) in the studymet gedimde lichten • with dimmed (head)lights〈 figuurlijk〉 zij gunnen elkaar het licht in de ogen niet • they wouldn't give each other the time of dayhij is geen licht • he's no geniushet licht staat op rood • the light's redje hoeft geen licht te zijn om … • you don't have to be a genius to …met de lichten knipperen • flash (one's (head)lights)ga eens uit mijn licht • move out of my light pleaseeen fietser zonder licht • a cyclist without (any) lightsin het licht van de gebeurtenissen • in the light of eventsin het licht daarvan • such being the casein dat licht gezien • viewed in that light————————licht21 [niet zwaar] light4 [soepel] light7 [makkelijk verteerbaar] light9 [met betrekking tot stemgeluiden] soft♦voorbeelden:veel te licht zijn • be considerably underweighteen kilo te licht • a kilogram underweight3 lichte ogen • light/pale eyeslicht blauw • light blue6 lichte lectuur/muziek • light reading/musiceen lichte blessure • a minor injuryeen lichte buiging • a slight boween lichte hartaanval • a mild heart attackeen lichte verkoudheid/griep(aanval) • a slight cold, a touch of (the) flulichte vorst • (s)light frostII 〈 bijwoord〉2 [enigszins] slightly3 [gemakkelijk, gauw] easily4 [zeer] highly♦voorbeelden:licht slapen • sleep lightlicht opgemaakt • lightly made-up3 licht verteerbaar • (easily) digestible, lightje moet daar niet te licht over denken • you mustn't think (too) lightly of thatzoiets wordt licht vergeten/over het hoofd gezien • that sort of thing is easily forgotten/overlooked -
12 wachten
3 [niet afgehandeld worden; niet beginnen] wait♦voorbeelden:2 een rij wachtenden • a queue/ Alineiemand laten wachten • keep someone waitinghet antwoord liet niet lang op zich wachten • the answer was not long in comingals je denkt dat …, dan kun je lang wachten • if you think that …, you can go on thinkingwachten op een goede gelegenheid • wait for a good opportunitywaar wacht je nog op? • what are you waiting for?met smart op iets zitten wachten • await something anxiouslyhij liet lang op zich wachten • he kept us/me waiting a long timeop zijn beurt wachten • await one's turnhet wachten is op John • it's John we're waiting for〈 telefoon〉 er zijn nog drie wachtenden voor u • hold the line, there are three before youwacht even • wait a minute/momentdat kan wel wachten • that can wait, it'll keepze wachtten met het eten tot iedereen er was • they waited with dinner until everyone was therebrieven die op een antwoord wachten • letters awaiting an answerwacht niet tot het laatste ogenblik • don't leave it till the last minutede dader wacht een straf • the culprit is due for punishmenter wachtte hem een onaangename verrassing • there was an unpleasant surprise in store for himer staan ons moeilijke tijden te wachten • difficult times lie ahead of us¶ wacht maar jij! • (just) you wait!II 〈wederkerend werkwoord; zich wachten〉♦voorbeelden:1 zich ervoor wachten te … • take care not to …wacht u voor de hond! • beware of the dog!wacht u voor zakkenrollers! • beware of pickpockets -
13 vroeg
1 [aan het begin (van de dag), tijdig] early2 [eerder dan verwacht] early ⇒ 〈 met betrekking tot mensen ook〉 young, 〈 in het bijzonder met betrekking tot geboorte en dood〉 premature, 〈 alleen ná zelfstandig naamwoord〉 ahead of time♦voorbeelden:deze prent behoort tot het vroegste werk van Seghers • this print is one of Seghers' earliest worksvan vroeg tot laat • from dawn till dusk/darkje moet er vroeg bij zijn • you've got to get in quicklydat moet je vroeg leren • you have to learn that younghij toonde al vroeg tekentalent • he showed artistic talent at an early agevolgende week is vroeg genoeg • next week is soon enoughniet vroeger dan … • not before …, … at the earliesthet is nog vroeg • 〈met betrekking tot dag; schertsend〉 the day is still young; 〈 met betrekking tot avond〉 the night is still young's morgens vroeg • early in the morningde mensen trouwen steeds vroeger • people get married younger and youngerje moet niet te vroeg juichen • don't count your chickens (until/before they're hatched)het is nog te vroeg om er iets zinnigs over te zeggen • it's early days yet/too soon yet/still premature to say anything useful about itik ben vandaag vroeg klaar • I'm/I'll be off/finished early todayvroeg of laat moet het toch gebeuren • sooner or later it has to happen
См. также в других словарях:
ahead of one's time — Having ideas, etc too advanced or progressive to be acceptable at the time • • • Main Entry: ↑time * * * I ahead of one s (or its) time innovative and radical by the standards of the time; more characteristic of a later age II having ideas too… … Useful english dictionary
ahead of one's time — ahead of its time Leonardo was ahead of his time in almost all endeavors a laser procedure that is ahead of its time Syn: revolutionary, avant garde, futuristic, innovatory, innovative, trailblazing, pioneering, groundbreaking, advanced, cutting… … Thesaurus of popular words
ahead of one's time — avant garde, very progressive, highly advanced … English contemporary dictionary
before one's time — Ahead of one s time (see above) • • • Main Entry: ↑time … Useful english dictionary
ahead of one's/its time — REVOLUTIONARY, avant garde, futuristic, innovatory, innovative, trailblazing, pioneering, ground breaking, advanced. → time … Useful english dictionary
ahead — (adv.) 1620s, at the head, in front, from a on (see A (Cf. a ) (1)) + HEAD (Cf. head). Originally nautical. To be ahead of (one s) time attested by 1837 … Etymology dictionary
ahead of its time — See ahead of one s time … Thesaurus of popular words
ahead — I [[t]əhe̱d[/t]] ADVERB USES ♦♦ (In addition to the uses shown below, ahead is used in phrasal verbs such as get ahead , go ahead , and press ahead .) 1) ADV: ADV after v, n ADV, ADV with cl Something that is ahead is in front of you. If you look … English dictionary
time — n. & v. n. 1 the indefinite continued progress of existence, events, etc., in past, present, and future regarded as a whole. 2 a the progress of this as affecting persons or things (stood the test of time). b (Time) (in full Father Time) the… … Useful english dictionary
time — /taɪm / (say tuym) noun 1. the system of those relations which any event has to any other as past, present, or future; indefinite continuous duration regarded as that in which events succeed one another. 2. duration regarded as belonging to the… …
time — 1. noun 1) what time is it? Syn: hour; dated o clock 2) late at night was the best time to leave Syn: moment, point, point in time, occasion, hour, minute, second, instant, juncture, stage … Thesaurus of popular words